7. WATER

In hoofdrubriek 7 beoordeelt de woningcontroleur de afsluitbaarheid van de toevoer van drinkbaar water in het gebouw.

In nagenoeg alle gevallen gaat dit over de toevoer van leidingwater (zie ook hoofdrubriek 18. Sanitaire functies/keukenfunctie). Wanneer het gebouw niet is aangesloten op het waterleidingnet en over een eigen winning van drinkwater (bijvoorbeeld uit een boorput) beschikt, kan bij uitbreiding ook afsluitbaarheid / bereikbaarheid van die installatie bedoeld worden.

Een aansluiting van drinkwater kan zich in het gebouw bevinden maar ook buiten het gebouw, in een meterput bijvoorbeeld. Onderstaand schema geeft het principe van een wateraansluiting weer. In bestaande en vooral oudere woningen zijn andere configuraties mogelijk, maar de basis blijft dat er zowel voor als na de watermeter een kraan zit.

Bron afbeelding: De Watergroep

Onderdelen 1 tem 4 vallen onder de verantwoordelijkheid van het drinkwaterbedrijf:

  1. hoofdkraan

  2. watermeter

  3. bevestigingsbeugel

  4. controlekraantje (waarmee de maatschappij een controlestaal kan afnemen)

  5. vanaf hier valt de installatie onder de verantwoordelijkheid van de woningeigenaar:

    1. afsluitkraan met terugloopbeveiliging

    2. (eventueel) een dubbeldienstkraantje waarvan kan afgetapt worden

    3. stopkraan; vanaf hier start de binneninstallatie

    4. verzegeling (wordt verwijderd bij ingebruikname van de installatie na keuring)

De hoofdkraan is dus de kraan links op de afbeelding, waar de hoofdleiding het pand binnenkomt en die zich net voor de watermeter bevindt. Ook het sluiten van de kranen stroomafwaarts van de meter zal de watertoevoer onderbreken, maar het is duidelijk dat het sluiten van de hoofdkraan het meest doeltreffend is.

Regelgeving

Artikel 24 van het MB.