51. indicatie van een risico op elektrocutie/brand

Toepassing van de rubriek

In rubriek 51 beoordeelt de woningcontroleur de veiligheid van de elektrische installatie in functie van het risico op elektrocutie of brand.

In het kader onder hoofdrubriek 5 wordt beschreven onder welke rubriek dit risico gequoteerd wordt: deze  rubriek 51 of rubriek 195 (wanneer het gebrek aan de elektrische installatie geen risico op brand inhoudt én wanneer het risico op elektrocutie enkel bestaat voor de bewoners van een individuele woning (of kamer), wanneer die deel uitmaakt van een gebouw waarin meerdere woningen (of kamers) voorkomen.

Technische omkadering

Om inzicht te krijgen in deze materie en de daaraan verbonden risico’s, worden vooraf de voornaamste begrippen omtrent elektriciteit uitgelegd.

Opgelet: er wordt in de technische omkadering regelmatig verwezen naar het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI), waaraan zowel nieuwe als bestaande installaties dienen te voldoen. Het niet overeenstemmen met de vereisten van het AREI betekent echter niet automatisch dat er sprake is van een gebrek in het kader van de minimale woningkwaliteit. Het is belangrijk dit onderscheid steeds goed te maken.

Basisbegrippen elektriciteit

  • Deze eenheden worden gebruikt in verband met elektriciteit:

  • Spanning (symbool U): De elektrische spanning (ten onrechte ook wel voltage genoemd), is het potentiaalverschil tussen twee punten in een elektrische kring. Ze wordt gemeten in volt (symbool: V).

  • Stroom (symbool I): Elektrische stroom is het verplaatsen van ladingdragers door een geleider of een halfgeleider onder invloed van een potentiaalverschil. Hij wordt gemeten in ampère (symbool: A).

  • Vermogen (symbool: P): Het vermogen geeft het energieverbruik per tijdseenheid aan en wordt gemeten in watt (symbool: W).

  • Het verband tussen spanning, stroom en vermogen wordt weergegeven door de formule, ook de wet van het vermogen genoemd: P = U x I (vermogen = spanning x stroom)

  • Weerstand (symbool R): De weerstand (eenheid Ohm, Ω) is de elektrische eigenschap van materialen om de doorgang van elektrische stroom te bemoeilijken en te verstoren.

  • Het verband tussen weerstand, spanning en stroom wordt weergegeven door volgende formule uit de wet van Ohm: R = U / I (Weerstand = Spanning / Stroom)

  • Enkele voorbeelden van berekeningen aan de hand van deze formules:

    • Bij een spanning van 230 V en een stroom van 6 A is het vermogen gelijk aan 230 V x 6 A = 1.380 W.

    • Een toestel met een vermogen van 2300 W, aangesloten op het elektriciteitsnet met een spanning van 230 V, verbruikt een stroom van 2300 W : 230 V = 10 A.

    • Een geleider van 2,5 mm2 moet beschermd worden door een automatische zekering met nominale stroomsterkte van 20 A. Bij een netspanning van 230 V komt een stroom van 20 A overeen met een vermogen van 230 V x 20 A = 4600 W (of 4,6 kW). Indien op deze geleider toestellen aangesloten worden met een totaal vermogen groter dan 4600 W (bv. één toestel van 5 kW, of drie toestellen van 2 kW via een verdeelstekker), zal de automatische zekering in veiligheid gaan en de stroomkring onderbreken. Zonder deze beveiliging zou de geleider opwarmen, met het mogelijk aantasten of doorsmelten van de isolatie tot gevolg, wat een risico op brand en eventueel elektrocutie zou betekenen.

  • Het verbruik van een toestel. Het verbruik van een elektrisch toestel wordt weergegeven in kWh (kiloWattuur), komt overeen met een bepaalde hoeveelheid verrichte arbeid. Het wordt berekend door het vermogen (P) te vermenigvuldigen met het aantal uren dat het toestel in gebruik is of was.

  • Twee voorbeelden van een berekening van het verbruik van een lamp:

    • Een gloeilamp van 60 Watt die gedurende 5 uur brandt, zal (60 W x 5 uur = ) 300 Wh ofwel 0,3 kWh hebben verbruikt.

    • Een spaarlamp van 8 Watt (die even veel lichtopbrengst heeft als een gloeilamp van 60 Watt), zal gedurende 5 uur (8 W x 5 uur = ) 40 Wh of 0,04 kWh verbruikt hebben.

  • Rechtstreekse aanraking: aanraking door personen van actieve delen van elektrisch materieel (geleiders onder spanning).

  • Onrechtstreekse aanraking: aanraking door personen van toevallig onder spanning staande massa’s (bv. metalen omhulsels van toestellen).

  • Automatische differentieelschakelaar (aardlekschakelaar, verliesstroomschakelaar): is een automatische schakelaar die vergelijkt of de stroom die een installatie via de fase (bijvoorbeeld bruine kleur) opneemt even groot is dan de stroom die via de nulgeleider (blauwe kleur) terugkeert. Indien deze twee stromen verschillend van grootte zijn is er sprake van een lekstroom, m.a.w. een stroom die naar de aarde wegvloeit (al dan niet doorheen personen). Zodra de lekstroom een vastgestelde waarde (de zogenaamde gevoeligheid van de differentieelschakelaar) overschrijdt, schakelt de differentieelschakelaar de installatie uit. Dit toestel biedt dus een uitstekende bescherming tegen elektrocutie, tegen brandgevaar en tegen energieverspilling te wijten aan lekstromen.

    Bij toepassingen zoals fotovoltaïsche panelen en laadsystemen is in de elektrische installatie een aangepaste verliesstroominrichting nodig.

  • Geleider: een blank of geïsoleerd lichaam dat kan dienen voor het transport van elektrische energie.

  • Elektrische leiding: geleiders samengevoegd met hun individuele mantels en hun eventueel gemeenschappelijke mantel of gemeenschappelijke koker. Een enkele geleider met zijn eventuele mantel kan een bijzondere uitvoering zijn van een elektrische leiding.

  • Een stroomkring is een deel van de elektrische installatie dat uit een aantal stopcontacten en/of lichtpunten bestaat.

  • Aardingsinstallatie: Een aarding (of aardingsinstallatie) is een bescherming tegen elektrische schokken bij onrechtstreekse aanraking. Ze leidt foutstromen af naar de aarde. Bij gebrek aan een degelijke aardingsinstallatie zal (een deel van) de foutstroom door de persoon vloeien die een defect toestel aanraakt. Een foutstroom groter dan 30 mA kan dodelijk zijn. Het meten van de spreidingsweerstand van de aarding gebeurt door een officieel controle-organisme.

  • Een huishoudelijke aardingsinstallatie, zoals die in elke woning aanwezig hoort te zijn, is opgebouwd uit:

    • De aardverbinding: één of meerdere met elkaar verbonden aardelektroden die een elektrische verbinding vormen tussen de aarde en de rest van de installatie.

      Er zijn twee mogelijke uitvoeringen van een aardverbinding:

      • de aardingslus (na 1981): onder de funderingen wordt een naadloze volle geleider uit blank of verlood koper, of uit samengeslagen geleiders van zacht koper, met een doorsnede van minimum 35 mm², aangebracht rond het hele gebouw;

      • aardingspennen (bij bestaande gebouwen en installaties): metalen staven worden in de grond gedreven tot de punt van de staaf minstens 2,1 m onder de grond zit. De staaf heeft een minimumlengte van 1.50 m.

         

    • De aard(ings)geleider: de verbinding tussen de aardverbinding en het afkoppelbaar aansluitstuk, de zgn. hoofdaardingsklem. De aard(ings)geleider heeft een doorsnede van 16 mm² en een geelgroene isolatie of een doorsnede van 25 mm² wanneer een blanke koperen geleider wordt gebruikt;

    • De beschermingsgeleiders zijn de verbindingen tussen de aard(ings)geleider en de verschillende contactdozen, verlichtingsapparaten, enzovoort. Deze geleiders moeten door de gehele installatie doorgetrokken worden. Uitzonderingen op deze regel zijn:

      • schakelaars met een isolerend omhulsel;

      • dubbel geïsoleerde toestellen (gekenmerkt door het symbool (dubbel vierkant)); deze mogen niet met de aarding verbonden worden;

      • leidingen bevoorraad door zeer lage veiligheidsspanning (12 of 24 volt) en

      • houders van gewone gloeilampen opgesteld in droge ruimten.

        Het is verboden metalen leidingen (water, gas, …) of andere metalen structuurelementen in het gebouw te gebruiken als beschermingsgeleider. Deze moeten wel met de aardingsgeleider verbonden zijn via een equipotentiaalverbinding.

  • De (hoofd)equipotentiaalverbinding is een beschermingsgeleider die tot doel heeft een verbinding te realiseren tussen de geleidende delen in het pand vreemd aan de elektrische installatie (gasleidingen, centrale verwarming, staalstructuren, …) en de aardingsinstallatie, zodat vermeden wordt dat ze op een verschillend potentiaal komen. Door middel van een beschermingsgeleider (geelgroen) van 6 mm² worden deze vreemde geleidende delen verbonden met de hoofdaardingsklem.

  • Een bijkomende equipotentiaalverbinding is verplicht in wasruimten, badkamers en stortbaden. Deze is vereist wanneer metalen delen die onder spanning kunnen komen gelijktijdig aanraakbaar zijn. Dit wil zeggen dat ze zich op een afstand bevinden van minder dan 2,50 m. Deze bijkomende equipotentiaalverbinding moet alle vreemde geleidende delen (gas, koud en warm water, badkuip, …) ononderbroken met elkaar verbinden door middel van een geelgroene geleider van 4 mm² (2,5 mm² indien de geleider mechanisch beschermd is (bijvoorbeeld in een buis)).

Bron tekening: website sitecsolutions

  • Smeltveiligheden en automaten: beveiligen de kringen tegen overbelasting of kortsluiting. Hun nominale waarde moet aangepast zijn aan de doorsnede van de geleiders.

  • Toestellen klasse I: elektrisch materieel waarbij de bescherming tegen elektrische schokken niet uitsluitend berust op de basisisolatie, maar waarbij de aanraakbare geleidende delen verbonden moeten worden met een beschermingsgeleider (aarding) zodat deze delen niet gevaarlijk kunnen worden door het in gebreke blijven van de basisisolatie. Bij elektrisch materieel gevoed via een snoer, moet dit snoer een beschermingsgeleider omvatten. Voorbeelden van toestellen klasse I zijn (de meeste) strijkijzers, broodroosters, elektrische waterkokers, wasmachines, droogkasten, koelkasten, enzovoort. Toestellen van klasse I moeten altijd geaard zijn.

  • Toestellen klasse II: elektrisch materieel waarbij de bescherming tegen elektrische schokken berust op hetzij de dubbele isolatie, hetzij de versterkte isolatie. Elektrisch materieel van klasse II moet het symbool (dubbel vierkant) dragen, van buiten zichtbaar. Voorbeelden van toestellen klasse II zijn (de meeste) boormachines, lampen, stofzuigers, haardrogers, enzovoort. Toestellen van klasse II worden nooit geaard.

  • Eenfasige aansluiting: bij dit type aansluiting, ook monofase 1 x 230V genoemd, wordt het toestel gevoed door twee geleiders (eventuele beschermingsgeleider niet meegerekend). Huishoudtoestellen zijn bijna altijd eenfasig aangesloten.

  • Driefasige aansluiting: in dit geval wordt het toestel gevoed door drie (driefase 3 x 230V) of vier geleiders (driefase 3 x 400 V + N) (eventuele beschermingsgeleider niet meegerekend). Huishoudtoestellen met (zeer) groot vermogen moeten soms driefasig aangesloten worden.

Normering (A.R.E.I.)

Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (A.R.E.I.) is in voege sinds 1 oktober 1981 en legt veiligheidsregels op die op iedere nieuwe installatie, op iedere wijziging of belangrijke uitbreiding van een bestaande installatie en op bestaande installaties van toepassing zijn. Als alle bepalingen van het A.R.E.I. zijn nageleefd wordt een installatie als veilig beschouwd. In het A.R.E.I. worden richtlijnen gegeven voor de verdeelkast, de aardelektrode, de stroombanen, de equipotentiaalverbindingen, de differentieelschakelaars, de stopcontacten, de lichtpunten, …

De voorwaarden waaraan huishoudelijke elektrische installaties moeten voldoen, zijn verschillend voor oude (in gebruik genomen vòòr 1 oktober 1981 en niet gewijzigd) en nieuwe (alle andere) installaties. Hierna worden de voorschriften voor nieuwe installaties besproken.

Omdat bij woningkwaliteitsonderzoeken oude installaties kunnen worden aangetroffen, komen verderop in het handboek ook de afwijkende voorschriften voor oude installaties aan bod.

Het A.R.E.I. stelt onder andere volgende vereisten aan elektrische installaties

  • Een verzegelde algemene differentieelschakelaar van maximum 300 mA moet aanwezig zijn aan het begin van de elektrische installatie.

  • Een bijkomende differentieelschakelaar van maximum 30 mA is vereist voor badkamers en doucheruimtes, wasmachines, droogkasten en afwasmachines.

  • In ieder gebouw moet een hoofdequipotentiaalverbinding verwezenlijkt worden die de hoofdaardingsklem verbindt met de vreemde geleidende delen zoals water, gas, centrale verwarming, ...

  • In badkamers en doucheruimten worden alle vreemde geleidende delen en massa’s zoals gas, koud en warm water, centrale verwarming, badkuip, ... ononderbroken met elkaar en met de beschermingsgeleider verbonden (de zgn. bijkomende equipotentiaalverbinding).

  • Verdeelborden:

    • zijn van de klasse I (metaal) of van de klasse II (dubbel isolerend);

    • moeten voorzien zijn van een deur;

    • zijn onbrandbaar, niet-hygroscopisch (nemen geen vocht op) en hebben een voldoende mechanische weerstand;

    • staan binnen handbereik op ongeveer 1,5 meter boven de grond;

    • de uitvoering van het verdeelbord stemt overeen met de gegevens op de schema’s;

    • wanneer verschillende tarieven gebruikt worden, moeten de overeenkomstige beschermingstoestellen op afzonderlijke panelen (onderlinge afstand >10 cm) of in verschillende verdeelborden geplaatst worden;

    • soepele geleiders mogen gebruikt worden voor zover de draadjes aan beide uiteinden worden samengehouden door samenknijpende hulzen of een gelijkwaardig systeem.

  • De hoofdmeter hoeft niet bereikbaar te zijn voor alle bewoners, hoewel dit uiteraard steeds aangeraden is.

  • De bewoner van een pand moet wel altijd de voor zijn woonentiteit bedoelde veiligheidsinstallatie kunnen bereiken. Deze installatie omvat de zekeringen en de eventuele verliesstroominrichting. Wanneer een verdeelbord voor meerdere entiteiten dient, moet er een degelijke aanduiding zijn welke zekeringen of welke kringen tot welke entiteit behoren.

  • Geleiders met een doorsnede kleiner dan 2,5 mm² mogen in stroombanen niet gebruikt worden. Enige uitzonderingen zijn:

    • stroombanen die enkel en alleen voor verlichting bestemd zijn: daar is een doorsnede van 1,5 mm2 toegelaten;

    • stroombanen voor sturing, controle en signalisatie, waarvoor slechts een minimale doorsnede van 0,5 mm2 geldt (te beveiligen met automaat met nominale stroom van 4A of zekering van 2A).

  • Geelgroene geleiders mogen niet als stroomvoerende geleider gebruikt worden.

  • Toestellen met een groot vermogen (elektrische toestellen vanaf 2600 W op een vaste standplaats en ook wasmachine, vaatwasmachine, droogkast, elektrisch fornuis, elektrische kookplaat, elektrische oven, net zoals vast opgestelde elektrische verwarmingstoestellen) beschikken over afzonderlijke stroombanen.

  • Voor een elektrisch fornuis aangesloten via een aansluitdoos (dus met een vaste kabel i.p.v. een stopcontact) is de minimumdoorsnede van de geleiders bij een driefasige aansluiting 4 mm² of bij een eenfasige aansluiting 6 mm² (of worden de vier actieve geleiders twee aan twee parallel geplaatst). Het wordt aangesloten op een afzonderlijke stroomkring.

  • De wasmachine wordt aangesloten op een afzonderlijke stroomkring. De doorsnede van de geleider is minstens 2,5 mm² en de stroomkring maakt deel uit van deze waarvoor een bijkomende verliesstroomschakelaar van maximum 30 mA vereist is.

  • Stopcontacten: per stroombaan mogen maximum 8 enkelvoudige of meervoudige contactdozen worden geplaatst. Indien er gemengde stroombanen (stopcontacten en verlichting) geïnstalleerd worden, dan wordt elk samenwerkend geheel van verlichtingspunten beschouwd als een stopcontact.

  • Alle stopcontacten zijn voorzien van een aangesloten penaarding (randaarding is verboden in België) en zijn van het kindveilige type (zodat metalen voorwerpen, zoals een stukje ijzerdraad, niet in het stopcontact gestoken kunnen worden).

    Stopcontact met penaarding   Stopcontact met randaarding  is verboden in België
  • Voor huishoudelijke installaties wordt de maximale nominale stroom van de smeltveiligheden of automatische schakelaars die een elektrische leiding beschermen vermeld in de hiernavolgende tabel, dit in functie van de doorsnede der geleiders:

  • Alle laagspanningsmateriaal moet minstens een beschermingsklasse IP2X hebben. Als bijlage is een tabel met de beschermingsgraden opgenomen. De beschermingsklasse van elektrische toestellen wordt soms aangegeven op een plaatje dat aan de mantel van het toestel bevestigd is.

Specifieke veiligheidsvoorschriften uit het A.R.E.I voor vochtige lokalen

In vochtige lokalen, zoals de badkamer, is elektrische veiligheid van levensbelang. Wanneer het vochtig of ondergedompeld is, heeft het menselijk lichaam immers een zeer lage elektrische weerstand. Daarom is het niet toegelaten om in een bad of douche, of in de onmiddellijke omgeving ervan (zie hierna de beschermingsvolumes) elektrische toestellen te gebruiken of te plaatsen. In vochtige lokalen zoals badkamers en douchecellen moet het geplaatste elektrische materiaal bovendien aan speciale voorwaarden voldoen. De belangrijkste daarvan worden hier opgesomd.

  • Elektrische stroomkringen in vochtige lokalen worden beschermd door een afzonderlijke differentieelschakelaar van maximum 30 mA.

  • Een bijkomende equipotentiaalverbinding verbindt alle vreemde geleidende delen en massa's van het elektrisch materiaal, met uitzondering van het elektrisch materiaal op zeer lage veiligheidsspanning.

  • Vochtige lokalen worden opgedeeld in volumes 0, 1, 2 en 3 (zie tekeningen):

    • Badkameropstelling – bad (grondplan):

      Badkamer met badkuip tegen twee wanden Badkamer met extra wandje naast bad

  • Badkameropstelling – douche (grondplan):

Badkamer met douche in de hoek            Badkamer met extra wandje naast douche

  • Badkameropstelling – bad of douche (doorsnede):

 

Hoogtemaat van de beschermingsvolumes wanneer het verschil in hoogte tussen bad- of douchebodem en badkamervloer kleiner of groter is dan 15 cm.

  • Badkameropstelling – bijzonder geval: inloopdouche (grondplan):

Inloopdouche in de hoek                Inloopdouche met extra wandje

Het bolletje met de aanduiding (1) is het midden van de sproeikop, wanneer die bevestigd is op zijn steun.

  • Volume 2 wordt niet noodzakelijk door de badkamerwanden begrensd:

 

  

Deur verhindert contact met elektriciteit        Deur verhindert contact met elektriciteit niet

Beschrijving van de beschermingsvolumes:

  • Volume 0: het inwendige volume van de badkuip of van de stortbadkuip.

  • Volume 1: het volume begrensd door het verticale oppervlak op de rand van de bad- of stortbadkuip, onderaan begrensd door het horizontale vlak van de vloer, bovenaan door het horizontale vlak op 2,25 m boven de vloer. Indien de bodem van de bad- of stortbadkuip zich op meer dan 0,15 m boven de vloer bevindt moet de hoogte van het bovenste horizontale vlak worden gemeten vanaf de bodem van de bad- of stortbadkuip.

  • Volume 1bis: het volume begrensd door de buitenwand van de badkuip en een volle structuur die aansluit aan de rand van de badkuip en tot aan de vloer reikt.

  • Volume 2: het volume buiten het volume 1 (en 1bis), begrensd door het verticaal vlak op een afstand van 0,60 m van de grens van volume 1 en door dezelfde horizontale vlakken als voor het volume 1. Indien een stortbad niet voorzien is van een kuip, zoals bij een inloopdouche, wordt deze vervangen door een cirkel met een straal van 0,60 m op het niveau van de vloer, waarvan het middelpunt zich loodrecht onder de sproeikop bevindt, wanneer deze op zijn steun bevestigd is.

    Het volume 2 strekt zich uit tot buiten de badkamer. Vaste wanden en draaibare wandelementen (zoals deuren) hebben een begrenzende invloed op beschermingsvolume 2 (zie tekeningen).

  • Volume 3: het volume buiten het volume 2, begrensd door het verticaal oppervlak op een afstand van 2,40 m van het volume 2 en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1, en beperkt tot het lokaal waarin het bad of stortbad is opgesteld.

In de verschillende volumes wordt het volgende elektrisch materiaal toegelaten (let ook op de bijhorende beschermingsgraden (IPXX) in de rechtse kolom):

A.R.E.I.: afwijkende voorschriften voor oude installaties

Met “oude installaties” wordt bedoeld: alle installaties die aangelegd werden vóór 1 oktober 1981 en die na deze datum geen belangrijke uitbreidingen ondergaan hebben (zoals bijvoorbeeld het toevoegen van een stroombaan). Elektrisch materiaal dat voldeed aan de norm op het ogenblik van de installatie en waar geen stroomverliezen optreden of waar geen niet-geïsoleerde delen onder spanning staan, hoeft niet vervangen te worden.

Volgende uitzonderingen t.o.v. de voorschriften voor nieuwe installaties (na 1 oktober 1981) zijn toegestaan:

  • Oude types differentieelschakelaars mogen gebruikt blijven worden en moeten niet verzegeld zijn (type AC en nominale stroom < 40 A).

    Opgelet: volgens de Vlaamse Codex Wonen (VCW) is bij elke elektrische installatie, ook bij de oude, een differentieel van 300 mA verplicht bij het begin van de installatie, om van een veilige installatie te kunnen spreken.

  • Leidingen van 1mm² mogen in dienst blijven, maar moeten beveiligd zijn door zekeringen van max. 6A of automatische zekeringen van max. 10A).

  • Volgende elementen mogen in dienst blijven:

    • actieve of beschermingsgeleiders met groene of gele kleur;

    • een beschermings-, aard- of equipotentiaalverbinding die niet gemerkt is door de groen-gele kleurcombinatie.

Opgelet: het gebruik van een groen-gele kleurcombinatie als actieve geleider is verboden.

  • Elektrische leidingen die geen beschermingsgeleider bevatten, mogen in dienst blijven als er geen toestellen van klasse I op aangesloten worden (vaatwas, koelkast, kookfornuis, ...).

  • Er moet geen (hoofd)equipotentiaalverbinding zijn.

  • Stopcontacten zonder aarding en zonder kinderveiligheid mogen in dienst blijven, er mogen meer dan 8 contactdozen op een stroombaan aangesloten worden.

  • Eén enkele verlichtingsstroombaan per installatie is toegelaten.

  • Beschermingsvolume 2 rond het bad moet uitgebreid worden tot 1 m indien er geen (bijkomende) differentieelschakelaar van maximum 30 mA geplaatst is.

  • Wasmachines, vaatwasmachines en droogkasten moeten niet beschermd zijn met een bijkomende differentieelschakelaar van maximum 30 mA.

  • Koperen aardgeleiders met een min. doorsnede van 6 mm² mogen in dienst blijven.

Werkwijze en wijze waarop gebreken worden waargenomen

De controle van de elektrische installatie op indicaties van brandgevaar en elektrocutiegevaar gebeurt voornamelijk visueel. Handelingen die nodig zijn om nuttig vaststellingen te kunnen doen, zoals het verplaatsen van een toestel of het bedienen van een schakelaar, gebeuren bij voorkeur door de eigenaar of bewoner of minstens met diens instemming.

Om vast te stellen of stopcontacten geaard zijn of niet, wordt gebruik gemaakt van een meettoestel.

Met dit toestel kan nagegaan worden of er al dan niet aarding is. Een meter is nodig om bijvoorbeeld de beschermingsvolumes in de badkamer te kunnen bepalen.

Te beoordelen onderdelen

In rubriek 51 worden enkel ernstige onvolmaaktheden aangaande de elektrische installatie opgenomen die een risico voor de bewoners betekenen. Bij het begin van deze rubriek wordt aangegeven wat bepalend is voor de keuze voor beoordeling in deze rubriek (of in rubriek 195).

Belangrijke opmerking in verband met keuringsverslagen

Het is niet zo dat aspecten die door een erkend keuringsorganisme als niet-conform worden bepaald, automatisch een veiligheidsrisico inhouden. Omgekeerd kunnen elementen die geen onderdeel hebben uitgemaakt van de keuring wel veiligheidsrisico’s inhouden en daarom aanleiding geven tot het aankruisen van de rubrieken “elektriciteit” op het technische verslag.

Het feit dat een elektrische installatie conform beoordeeld wordt door een erkend controleorganisme geeft de quasi-zekerheid dat de gekeurde delen van de installatie veilig zijn.

Belangrijke opmerking in verband met foutieve handelingen door gebruikers

Ook al is met de installatie op zich niets mis, toch kunnen door foutieve handelingen van de bewoners (of anderen) veiligheidsrisico’s gecreëerd worden. De bewoners worden onmiddellijk op de hoogte gebracht van het risico en aangemoedigd om de nodige voorlopige maatregelen te nemen in afwachting van een definitief herstel.

Mogelijke gebreken

Zie hieronder bij quoteringen categorie II en III voor voorbeelden van concrete toepassingsgevallen.

Quotering van concrete toepassingsgevallen

Enkel gebreken die een risico op brand of elektrocutie met zich meebrengen, geven aanleiding tot een quotering.

Vaststellingen die geen gebrek vormen maar wel een reactie vereisen, kunnen steeds als bijkomende opmerking opgenomen worden in het vak opmerkingen.

Gebreken onder deze rubriek kunnen enkel als gebrek categorie II of categorie III gequoteerd worden, gezien de ernst van het gevaar.

De woningcontroleur zal dus geval per geval een zorgvuldige afweging maken – rekening houdend met de situatie in haar geheel en op basis van onderstaande richtinggevende indeling – onder welke categorie een gebrek gequoteerd wordt.

Een niet-limitatieve opsomming van concrete toepassingsgevallen is opgenomen in bijlage 14 van het MB.

Quotering categorie II

De woningcontroleur quoteert in rubriek 51 alle gebreken met een niet direct veiligheids- of gezondheidsrisico in categorie II. Tot categorie II behoren in ieder geval de volgende gebreken:

  1. geel/groene geleiders worden als stroomvoerende geleider gebruikt;

  2. beschermingsgeleider van onvoldoende doorsnede;

  3. het verdeelbord of de verdeelkast van de woning ontbreekt of is niet bereikbaar; 

  4. leidingen die niet meer in gebruik zijn, zijn niet verwijderd en kunnen terug aangekoppeld worden;

  5. er is geen of een onvoldoende verliesstroominrichting; de richtlijn is van toepassing voor nieuwe en oude elektrische installaties;

  6. stopcontact met randaarding;

  7. wasmachines die opgesteld zijn in beschermvolume 2 rond lig-, zit- of stortbad;

  8. loszittende schakelaars of stopcontacten zonder aanraakbare delen onder spanning;

  9. stopcontact met aardingspen maar niet verbonden met de aardingsinstallatie.

Opgelet bij 3: ook moeilijk bereikbaar betekent nog steeds bereikbaar; een kast die boven een deur en/of net onder het plafond hangt, is nog steeds bereikbaar.

Opmerking bij 7: zie Specifieke veiligheidsvoorschriften uit het A.R.E.I voor vochtige lokalen.

Z_051_II_01: quotering rubriek 51 in categorie II: stekkerblok als vaste installatie

Opmerking: het gebruik van een stekkerblok als vaste installatie biedt een ernstig risico op overbelasting van de stroomkring waarop het is aangesloten; dit gebrek wordt gequoteerd in categorie II.

Z_051_II_02: quotering rubriek 51 in categorie II: onveilige verbinding van bedrading in kast

Opmerking 1: voor de verbinding van bedrading in een verdeelkast zijn samenknijpende hulzen (lasdoppen) verplicht. Hierdoor wordt gequoteerd in categorie II.

Z_051_II_03: quotering rubriek 51 in categorie II: overmatig gebruik van stekkerblokken, stekkerblok als vaste installatie

Opmerking: ook hier is een stekkerblok als vaste installatie in gebruik; het risico dat de stroomkring overbelast raakt, wordt nog vergroot door het gebruik van meerdere stekkerblokken; er wordt gequoteerd in categorie II en beide opmerkingen worden gemaakt.

Z_051_II_04: quotering rubriek 51 in categorie II: Foutief gebruik stekkerdoos


Opmerking: het monteren van stekkerdozen zodat ze een vast en permanent deel uitmaken van de elektrische installatie is niet toegestaan, omwille van het risico op overbelasting (mogelijk teveel zware toestellen op eenzelfde kring) met kortsluiting of brand als gevolg, indien de zekering op de kring te zwaar is; quotatie onder categorie II is nodig.

Z_051_II_05: quotering rubriek 51 in categorie II: stopcontact met randaarding

 

Opmerking: stopcontacten met randaarding zijn in België verboden; dit vormt een gebrek op het vlak  van de aarding en wordt gequoteerd onder categorie II.


Z_051_II_06: quotering rubriek 51 in categorie II: wasmachine in beschermingsvolume 2

Opmerking: de wasmachine is opgesteld naast het bad en bevindt zich dus in beschermingsvolume 2; dit wordt gequoteerd in categorie II.

Z_051_II_07: quotering rubriek 51 in categorie II: stopcontact niet geaard

 

Opmerking: beide opbouwstopcontacten zijn voorzien van een aardingspen, maar de bedrading naar het rechtse stopcontact bevat geen aardingsgeleider, zodat quotatie onder categorie II nodig is. Als bovendien blijkt dat de sectie van deze bedrading te licht is, is een quotatie onder categorie III nodig.

Z_051_II_08: quotering rubriek 51 in categorie II: afdekplaat en centraalplaat stopcontact zitten los

 

Opmerking: zowel afdekplaat als centraalplaat van dit stopcontact zitten los en dient te worden vastgezet; omdat bij normaal gebruik geen geleidende delen direct aanraakbaar zijn, wordt gequoteerd onder categorie II.

Z_051_II_09: quotering rubriek 51 in categorie II: middelste afdekplaat stopcontact zit los

Opmerking: de middelste afdekplaat van dit stopcontact is losgekomen; vermits er geen geleidende delen direct aanraakbaar zijn, wordt dit gebrek gequoteerd in categorie II.

Z_051_II_10: quotering rubriek 51 in categorie II: stopcontact zit niet meer correct in het inbouwbakje

 

Opmerking: dit stopcontact zit nog vast, maar komt gedeeltelijk uit het inbouwbakje; er zijn nog geen direct aanraakbare geleidende delen, zodat dit onder categorie II gequoteerd wordt.

Quotering categorie III

De woningcontroleur quoteert in rubriek 51 alle gebreken met een direct veiligheids- of gezondheidsrisico in categorie III. Tot categorie III behoren in ieder geval de volgende gebreken:

  1. Elektrocutiegevaar door het ontbreken van bescherming tegen rechtstreekse aanraking, zoals:

  1. schakelaars, laagspanningsborden en contactdozen waar rechtstreeks contact met de delen onder spanning mogelijk is;

  1. messchakelaars;

  2. niet afgeschermde draden onder spanning.

  1. Elektrocutiegevaar door het ontbreken van bescherming tegen onrechtstreekse aanraking, zoals:

  1. aardingsinstallatie ontbreekt geheel;

  2. aardingsinstallatie ontbreekt gedeeltelijk en op dit deel van de installatie zijn toestellen van klasse I aangesloten.

  1. Er is brandgevaar door het ontbreken van bescherming tegen overstroom, zoals:

  1. verzwaarde of herstelde zekeringen;

  2. de geleiders hebben een te kleine doorsnede;

  3. de installatie is onvoldoende beveiligd (de nominale stroom van de zekering is te groot voor de doorsnede van de geleider).

Opmerking bij 2: zie belangrijke opmerking in tweede tekstkader – foutieve handelingen hierboven onder te beoordelen onderdelen;

 


Z_051_III_01: quotering rubriek 51 in categorie III: messchakelaars

Opmerking 1: geleidende delen zijn aanraakbaar, wat quotatie onder categorie III vereist.

Opmerking 2: ook met afschermkap zou eenzelfde quotatie volgen (zie voorbeeld 51_III_5).

Opmerking 3: er ontbreekt een differentieelschakelaar van 300 mA bij elke entiteit.

Opmerking 4: het aantal zekeringen per entiteit is beperkt, zodat nazicht van de aanwezige toestellen in elke wooneenheid belangrijk is.

Z_051_III_02: quotering rubriek 51 in categorie III: aanraakbare geleidende delen

Opmerking: het deksel van de hoofdschakelaar ontbreekt, waardoor geleidende delen onder spanning  aanraakbaar zijn.


Z_051_III_03: quotering rubriek 51 in categorie III: te dunne geleiders – foutief verbonden

Opmerking: te dunne geleiders kunnen oververhitten en op die manier brand veroorzaken; bovendien zijn de draden niet correct verbonden.

Z_051_III_04: quotering rubriek 51 in categorie III: Open zekeringhouders onder spanning zijn rechtstreeks aanraakbaar

Differentieelschakelaar ontbreekt

Opmerking 1: de open zekeringhouders staan onder spanning en zijn rechtstreeks aanraakbaar, dus wordt onder categorie III gequoteerd, ook al kan het deurtje toe.

Opmerking 2: ook in oude situaties (van voor 1981) is minimaal een differentieelschakelaar van 300 mA noodzakelijk bij het begin van de installatie; indien de zekeringhouders niet aanraakbaar zouden zijn, kan enkel in categorie II gequoteerd worden voor de ontbrekende differentieel.


Z_051_III_05: quotering rubriek 51 in categorie III: messchakelaar

Opmerking 1: deze foto toont hoe een perfect geïnstalleerde aansluiting via een messchakelaar eruit ziet; toch is steeds een quotering onder categorie III noodzakelijk omwille van de aanraakbaarheid van geleidende delen via de gleuf en holte waarlangs de messchakelaar bewogen wordt.

Opmerking 2: er ontbreekt een differentieelschakelaar van 300 mA bij elke entiteit.

Opmerking 3: het aantal zekeringen per entiteit is beperkt, zodat nazicht van de aanwezige toestellen in elke wooneenheid belangrijk is.


Z_051_III_06: quotering rubriek 51 in categorie III: ontbrekende afdekkap elektrische boiler

Opmerking 1: door het ontbreken van de afdekkap zijn elektrisch geleidende delen rechtstreeks aanraakbaar, wat tot quotatie in categorie III leidt.

Z_051_III_07: quotering rubriek 51 in categorie III: beschadigd stopcontact met rechtstreeks aanraakbare geleidende delen

 

Opmerking: de behuizing van dit oude stopcontact ontbreekt waardoor geleidende delen onder spanning rechtstreeks aanraakbaar zijn; daarom wordt gequoteerd onder categorie III.


Z_051_III_08: quotering rubriek 51 in categorie III: Stopcontact in vochtige muur

Opmerking 1: dit stopcontact zit in een vochtige omgeving (opstijgend vocht); er is gevaar voor elektrocutie, wat tot quotatie in categorie III leidt.

Opmerking 2: omwille van opstijgend vocht in deze binnenmuur zal ook gequoteerd worden onder rubriek 151.


Z_051_III_09: quotering rubriek 51 in categorie III: Stopcontact met te lichte bedrading

Opmerking 1: dit opbouwstopcontact wordt gevoed door te lichte bedrading, wat een risico op brand inhoudt; daarom wordt gequoteerd in categorie III;

Opmerking 2: de plaatsing van het stopcontact op de plint vormt op zich geen gebrek.

Z_051_III_10: quotering rubriek 51 in categorie III: schakelaar naast bad

 

Opmerking: een schakelaar in beschermingsvolume 2 van het bad betekent direct gevaar op elektrocutie; dit gebrek wordt gequoteerd onder categorie III.

Z_051_III_11: quotering rubriek 51 in categorie III: centraalplaat stopcontact ontbreekt; delen onder spanning aanraakbaar

 

Opmerking: bij dit stopcontact ontbreekt de centraalplaat; geleidende delen zijn rechtstreeks aanraakbaar zodat dit gebrek wordt gequoteerd onder categorie III.

Bijkomende opmerking – geen quotering

De woningcontroleur maakt minstens in de volgende gevallen een bijkomende opmerking in het vak voor opmerkingen in het technisch verslag:

  1. er is geen schema aanwezig;

  2. het keuringsattest ontbreekt bij nieuwbouw, nieuwe installaties, verzwaring of verkoop;

  3. ontbrekende afdekplaatjes naast automatische zekeringen in een verdeelkast, wanneer de zekeringen zijn gemonteerd op een spanningsvrije DIN-rail;

  4. de hoofdzekering van de maatschappij bevindt zich in een afgesloten of niet-bereikbare kelder, maar er is voor elke woning een degelijke verdeelkast met de nodige verliesstroomschakelaars en zekeringen;

  5. er is geen aanduiding van de kringen in een verdeelkast die dient voor meerdere entiteiten;

  6. de verdeelkast kan niet worden afgesloten doordat de deur in het deurkader ontbreekt of ernstig beschadigd is.

Opmerking bij 1: dit houdt geen onmiddellijk veiligheidsrisico in, het is enkel niet conform het A.R.E.I; het is uiteraard aan te raden om de betrokkenen te wijzen op het belang van de beschikbaarheid van het schema.

Z_051_O_01: rubriek 51, geen quotering maar bijkomende opmerking

afdekplaatjes op open posities zekeringkast ontbreken, maar zekeringen zitten op spanningsvrije DIN-rail


Opmerking: normaal wordt dit gequoteerd in categorie II (of III indien er aanraakbare geleiders zouden zijn), maar aangezien de zekeringen op een spanningsvrije DIN-rail zitten, volstaat een bijkomende opmerking.


Z_051_O_02: rubriek 51, geen quotering maar bijkomende opmerking, voorziening voor wasmachine naast douche

Opmerking: de aanwezigheid van een stopcontact, watertoevoer en -afvoer maakt het mogelijk dat naast de douche een wasmachine kan worden opgesteld; deze zou dan in beschermingsvolume 2 staan; daarom wordt als bijkomende opmerking genoteerd dat zich een voorziening voor de plaatsing van een wasmachine in beschermingsvolume 2 naast de douche bevindt.


Z_051_O_03: rubriek 51, geen quotering maar bijkomende opmerking: Aardingspen verwijderd uit stopcontact

Opmerking 1: een aardingspen wordt soms verwijderd (uitgedraaid of afgezaagd) wanneer een stopcontact met aarding niet is aangesloten op een stroomkring met aarding; dit is geen vakkundige oplossing, en wordt daarom als bijkomende opmerking op het Technisch Verslag gemeld;

Opmerking 2: indien op zo’n stopcontact een toestel klasse I is aangesloten, wordt dit gequoteerd als een gebrek categorie III.

Extra voorbeelden

Onderstaande voorbeelden geven aan wat een goede oplossing kan zijn.


Z_051_E_01: zekeringkasten die voldoen aan de vereisten van de minimale woningkwaliteit. Voorbeelden van correct uitgevoerde zekeringkasten

Opmerking: deze zekeringkasten voldoen aan de vereisten van de minimale woningkwaliteit: ze zijn op een correcte manier voorzien van alle elementen die de noodzakelijke veiligheid bieden op het vlak van elektrocutie- en brandgevaar.


Z_051_E_02: afscherming van onbenutte zekeringhouders, juist afgeschermde onbenutte zekeringhouders

Opmerking 1: de onbenutte posities voor smeltveiligheden in deze oudere zekeringskast zijn afgeschermd door daarvoor bedoelde kalibreerelementen.

Opmerking 2: een bijkomend voordeel is dat enkel de correcte zekering in de houder kan aangebracht worden.


Z_051_E_03: waarschuwingssticker betreffende geleiders met sectie 1 mm² in oudere installatie: aanduiding kring 1 mm²

Opmerking: in oudere installaties komt nog wel eens dunnere bedrading voor; in deze zekeringkast is op correcte wijze een sticker aangebracht dat deze kringen beveiligd moeten worden door zekeringen van 6 A of automaten van 10 A.

Regelgevende tekst

Artikel 21 van het MB.

Bijlage 14 van het MB.