30. LEEFFUNCTIE
Toepassing van de rubriek
Onder hoofdrubriek 30 wordt de leeffunctie in een gemeenschappelijk lokaal behandeld.
Onder hoofdrubriek 30 in het deel D: GEMEENSCHAPPELIJKE FUNCTIE wordt de leeffunctie in een gemeenschappelijk lokaal behandeld, als dat lokaal zich in of aansluitend bij hetzelfde gebouw bevindt als de kamers die van deze gemeenschappelijke leefruimte afhankelijk zijn.
De leeffunctie in een gemeenschappelijk lokaal wordt ook de gemeenschappelijke leefruimte genoemd en is verplicht aanwezig in of aansluitend bij kamers voor arbeidskrachten. Onder hoofdrubriek 30 in dit deel D gaat het uitsluitend over de interne gemeenschappelijke leefruimte, die gelegen is:
-
ofwel in het gebouw waar de kamers voor arbeidskrachten zich bevinden
-
ofwel aansluitend bij datzelfde gebouw, zodat de bewoners de gemeenschappelijke leefruimte droog kunnen bereiken (zoals het ook voor de gemeenschappelijke toiletfunctie mogelijk is dus).
Als de gemeenschappelijke leefruimte effectief in een ander gebouw is ingericht, dan gaat het om een externe gemeenschappelijke leefruimte en dan wordt die niet hier beoordeeld maar wel in het extra deel D: EXTERNE GEMEENSCHAPPELIJKE LEEFRUIMTE.
Opgelet: ook voor deze externe gemeenschappelijke leefruimte geldt dat ze minstens via een overdekte doorgang droog bereikbaar moet zijn.
Een gemeenschappelijke leefruimte is een vereiste bij kamers voor arbeidskrachten als compensatie voor de beperkte minimale nettovloeroppervlakte van 8 m² van de kamer.
Om in aanmerking te komen moet het gemeenschappelijk lokaal met de leeffunctie een plafondhoogte hebben van 220 cm (zoals een woonlokaal dus) en een minimale nettovloeroppervlakte van 6 m².
De aanwezigheid van de gemeenschappelijke leefruimte wordt niet – zoals bij de drie andere gemeenschappelijke functies wel het geval is – beoordeeld onder deze hoofdrubriek 30, maar wel in rubriek 242 bij de kamer zelf. Het is immers om de beperkte nettovloeroppervlakte van de kamer te compenseren dat gemeenschappelijke leefruimte vereist is.
Zoals hierboven reeds aangehaald, gaat het in deze hoofdrubriek alleen over de gemeenschappelijke leefruimte die via interne doorgangen in het gebouw bereikbaar is of aansluitend bij het gebouw gelegen is. Bij de beoordeling of er voldoende gemeenschappelijke leefruimte voor de functieafhankelijke kamers voor arbeidskrachten aanwezig is, wordt elke gemeenschappelijke leefruimte in rekening gebracht, zowel de interne (in of aansluitend bij het gebouw zelf) als de externe (in een ander gebouw gelegen).
Op het einde van deze hoofdrubriek wordt in het Technisch Verslag een eindbeoordeling gemaakt, die zal worden overgenomen in deel E: eindbeoordeling van de kamer.
Opgelet: als het lokaal van de gemeenschappelijke keukenfunctie gebreken vertoont (rubrieken 291, 292 of 293) en het lokaal doet tegelijkertijd dienst als interne gemeenschappelijke leefruimte, dan worden dezelfde gebreken ook in rekening gebracht onder de rubrieken van hoofdrubriek 30. Het gaat hier niet om een dubbelquotering omdat de vereisten gelden voor elk van de twee functies.