STABILITEIT draagvloer
Te beoordelen elementen
De draagvloeren zijn de horizontale bouwelementen die de onderzijde van een ruimte afsluiten. Ze vervullen in de stabiliteit van het gebouw een belangrijke rol: naast de stijfheid die ze aan het gebouw geven, brengen ze de lasten van het eigen gewicht en de gebruikslasten over op de dragende muren (zowel binnen- als buitenmuren), die op hun beurt de krachten overbrengen naar de fundering. De draagvloeren dienen dus stevig gebouwd te zijn en zo geconcipieerd dat ze ook op termijn (de levensduur van het gebouw) stevig blijven. Waar openingen voorkomen (trappen, vides, …) zorgen balken of raveelconstructies ervoor dat de optredende spanningen netjes worden opgevangen, zonder dat de stabiliteit van het geheel en de veiligheid van de bewoners in het gedrang komt.
Voornoemde eigenschappen worden van alle draagvloeren verwacht, ongeacht hun opbouw en samenstelling. Er zijn immers tal van constructiewijzen mogelijk, deels afhankelijk van waar de draagvloer ligt. Zo zal een draagvloer op volle grond niet altijd op, maar soms tussen de draagmuren liggen. In oudere huizen is er technisch gesproken zelfs niet altijd een draagvloer op het gelijkvloers niveau, omdat vroeger vloertegels vaak direct in een zandbed op de vaste bodem werden gelegd.
Grosso modo kunnen draagvloeren ingedeeld worden in zware en lichte systemen. De zware systemen bestaan doorgaans uit systeemvloeren, zoals potten en balken (balkjes in voorgespannen beton/baksteen waartussen vulpotten in beton/baksteen worden aangebracht en waarop een laag vulbeton, al dan niet gewapend, wordt gestort). Welfsels zijn dan weer geprefabriceerde vloerelementen die tegen mekaar worden gelegd om zo een vloer te vormen; ook hier is een laag vulbeton en eventueel wapening nodig om een stabiel geheel te vormen. Verder zijn er breedplaatvloeren, waarbij relatief dunne, brede, gewapend betonnen platen de bekisting vormen voor een dikkere laag gewapend beton. Tot slot zijn er de massief gestorte vloeren in gewapend beton.
Een bijzondere groep massieve tussenvloeren vormen de keldergewelven die vrij vaak voorkomen in oudere gebouwen. Dit type tussenvloer bestaat uit korte bakstenen booggewelven die gesteund worden door metalen profielen. De sterkte van deze vloersystemen is gebaseerd op de spanning van de in boog aangebrachte bakstenen; deze spanning wordt opgevangen door de parallel aangebrachte metalen profielen.
De lichte vloersystemen in hout komen vaak voor in oudere gebouwen en in houtskeletbouw. In vele nieuwe gebouwen bestaan zoldervloeren ook uit houten balkenlagen. De opbouw hiervan bestaat uit houten draagbalken die met een bepaalde tussenafstand gelegd worden, de ruimte overspannen en op de dragende binnen- of buitenmuren steunen. Soms dienen moerbalken uit hout of stalen liggers als steun (i.p.v. een draagmuur). In alle geval krijgt de vloerconstructie pas de nodige stabiliteit door het aanbrengen van houten platen of planken boven op de houten balken. Deze bebording verbindt immers alle balken met mekaar en maakt dat de constructie van de houten draagvloer een stijve, horizontale schijf vormt.
Werkwijze van de woningcontroleur
Bij de beoordeling onderzoekt de woningcontroleur het geheel van elementen dat instaat voor de dragende horizontale binnenstructuur van het gebouw.
De draagvloeren zijn meestal de dragers van het horizontaal loopvlak.
Alle mogelijke opbouwende delen van de draagvloer van om het even welk materiaal, worden tegelijk beoordeeld.
De woningcontroleur maakt het onderscheid tussen de draagvloer en de afwerking.
Dit is zeer belangrijk. De afwerking van een vloer kan immers ook massief zijn, bijvoorbeeld een dekvloer (chape) met daarop een tegelvloer. Op een lichte houten draagvloer kan een parketvloer liggen als afwerking.
De afwerking van draagvloeren wordt gequoteerd in rubriek 132 voor de onderste draagvloeren en in rubriek 162 voor de tussenvloeren.
De controle van de stabiliteit van het gebouw gebeurt visueel.
De eigenlijke draagvloer is niet altijd zichtbaar. Van de woningcontroleur wordt dus een zeker inzicht in structuuranalyse gevraagd. Elk type draagvloer kent zijn eigen problematiek en mogelijk schadebeeld. De vloerafwerking vertoont niet noodzakelijk gebreken wanneer de draagvloer beschadigd is, of omgekeerd.
De woningcontroleur bekijkt indien mogelijk de draagvloeren van de tussenverdiepingen, die het plafond vormen van de onderliggende ruimte, ook onderaan, en maakt een onderscheid tussen schade aan de afwerking zoals pleisterwerk, plafondtegels en schrootjes, en schade aan de draagvloer zelf.
De woningcontroleur bekijkt de algemene staat en integriteit van de draagvloeren en zijn samenstellende elementen, onderzoekt deze op gebreken en besteedt bijzondere aandacht aan openingen zoals trapgaten en plaatsen waar een balk in of op de muur of kolom rust.
Een houten balk kan in perfecte staat verkeren en geen doorbuiging vertonen, en toch compleet verrot zijn waar de balk op de muur ligt. Daarom is de verbinding en samenhang van de draagvloeren met de draagmuren steeds goed na te kijken.
Regelgevende tekst
Artikel 18 van het MB.